Quiz 9 juni 2022

Uitslag
Vraag 1/3
Fatma en Wendy huren een vrije sector woning en staan samen op de huurovereenkomst. Ze krijgen ruzie en vragen de verhuurder om Wendy van het contract af te halen zodat Fatma alleen in de woning kan blijven. De verhuurder weigert dit. Fatma en Wendy starten een procedure bij de kantonrechter waarin ze vragen om het huurrecht aan Fatma toe te wijzen.

Welke van onderstaande stellingen is juist?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Stelling 1: De verhuurder kan met succes het verweer voeren dat de vordering moet worden afgewezen omdat hij bewust de huurovereenkomst is aangegaan met allebei vanwege de hoogte van de huurprijs. Ze kunnen de huurovereenkomst alleen samen beëindigen
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
Stelling 2: De rechter zal de vordering toewijzen en houdt daarbij geen rekening met de (financiële) belangen van de verhuurder.
Toelichting
Stelling 2 is juist. Als een huurder en een wettelijk medehuurder (iemand die dus niet op het contract staat) de samenleving beëindigen en een van hen de huurovereenkomst wil voortzetten, dan kunnen zij vorderen dat zij met uitsluiting van de ander de huurovereenkomst voortzetten (artikel 7:267 lid 7 BW). De rechter kan die laatste vordering toewijzen, als dit met inachtneming van de redelijkheid geboden is. Daarbij kunnen alle omstandigheden van het geval een rol spelen. De belangen van de verhuurder spelen echter géén rol. De verhuurder moet de uitspraak tegen zich laten werken. De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 geoordeeld (prejudiciële beslissing van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1964) dat dit ook geldt voor contractuele medehuurders/samenhuurders ofwel twee huurders die samen op het contract staan.
Kies een antwoord.
Vraag 2/3
Kevin huurt sinds 2014 een eengezinswoning van Woningstichting HierBlijven (hierna: “HierBlijven”). In 2017 krijgen Kevin en Emil een relatie. Zij besluiten vervolgens in 2018 om te gaan samenwonen in het koophuis van Emil. Kevin wil zijn gehuurde woning aanhouden en daarmee wat bijverdienen. Daarom besluit hij de woning onder te verhuren aan twee studenten.

HierBlijven komt in 2021 achter deze situatie. Zij vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van Kevin. HierBlijven legt hieraan ten grondslag dat Kevin zijn hoofdverblijf in de woning dient te houden en daarbij de woning niet zonder toestemming mag onderverhuren. Hierbij verwijst zij naar de algemene huurvoorwaarden waaruit dit blijkt (welke netjes aan Kevin zijn overhandigd bij het aangaan van de huurovereenkomst).

Volgens Kevin is de ontbinding niet gerechtvaardigd. Hij geeft aan dat hij de onderverhuursituatie direct heeft beëindigd en daarbij zelf weer in de woning woont nu zijn relatie is stukgelopen. Dat hij zich niet aan de regels heeft gehouden begrijpt hij, maar aangezien hij dat nu wel weer doet zou ontbinding van de huurovereenkomst niet mogelijk moeten zijn. Daarbij stelt Kevin dat hij dakloos zal worden als de vordering wordt toegewezen.

Welke stelling is juist?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
De vordering van HierBlijven wordt afgewezen. Zij heeft geen belang meer bij haar vordering nu Kevin weer in de woning woont en de onderverhuursituatie heeft beëindigd.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
De vordering van HierBlijven wordt toegewezen. Kevin zijn overtreding staat vast en dat hij zich nú wel aan de regels houdt doet daar niet aan af.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
c
De vordering van HierBlijven wordt afgewezen. Kevin kan dakloos worden als de vordering wordt toegewezen en dat kan niet de bedoeling zijn aangezien hij zich nu aan de regels houdt.
Toelichting
De vordering van HierBlijven wordt toegewezen.

Hierbij is het volgende arrest van belang (Hoge Raad van 11 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD4925 (Schwarz/Gnjatovic), met name r.o. 3.4.

In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald (zakelijk weergegeven):
• De huurovereenkomst bevat voortdurende verplichtingen (de verplichtingen die voortkomen uit de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden);
• Een tekortkoming in de nakoming van een voortdurende verplichting brengt met zich mee dat deze (verplichting) weliswaar in de toekomst alsnog kan worden nagekomen;
• Maar daarmee (ook al wordt er alsnog nagekomen) kan de tekortkoming in het verleden niet meer ongedaan worden gemaakt;
• Wat betreft die tekortkoming is nakoming dus niet meer mogelijk.

Aangezien de tekortkoming vaststaat kan er (via de rechter) worden ontbonden op grond van artikel 6:265 BW.
Kies een antwoord.
Vraag 3/3
Het bestuur van een huurdersorganisatie kan ook uit anderen dan huurders (van de betreffende verhuurder) bestaan.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Ja, dat kan. De Overlegwet staat dat toe.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
Neen, dat kan niet. In dat geval is geen sprake van een huurdersorganisatie als bedoeld in de Overlegwet.
Toelichting
Het bestuur van de huurdersorganisatie moet worden gekozen of aangewezen “door en uit de huurders die zij vertegenwoordigt” (art. 1 lid 1 sub f ten eerste Overlegwet). Als het bestuur van een organisatie volgens de statuten ook uit anderen kan bestaan, bijvoorbeeld oud-huurders, is geen sprake van een huurdersorganisatie (Rb. Noord-Holland 26 augustus 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:6725).
Kies een antwoord.