Quiz 8 februari 2024

Uitslag
Vraag 1/3
Op recent opgeleverde woningen liggen dakpannen, waarin zonnecellen zijn geïntegreerd. De dakpannen liggen los op het dak.

Mag de verhuurder de (afschrijvings-) kosten via de servicekosten doorrekenen aan de huurders?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Ja, want de dakpannen zijn roerende zaken, omdat ze niet nagelvast aan de woning zijn verbonden, en voor roerende zaken mag de verhuurder een vergoeding verlangen ingevolge het Besluit servicekosten.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
Neen, want de dakpannen zijn onroerend en dus wordt de vergoeding daarvoor geacht inbegrepen te zijn in de kale huurprijs
Toelichting
Art. 7:233 BW definieert ‘woonruimte’ als ‘gebouwde onroerende zaak’. De woning is een onroerende zaak, omdat die duurzaam met de grond is verenigd (art. 3:3 lid 1 BW). Voor het enkele gebruik van de woonruimte is de huurder een (kale) ‘huurprijs’ verschuldigd (art. 7:237 lid 2 BW).

Dakpannen maken naar verkeersopvatting deel uit van de woonruimte: zonder dakpannen is de woning immers incompleet (art. 3:4 lid 1 BW). Dat de dakpannen niet ‘nagelvast’ zijn aan de woning, is dus irrelevant: nagelvastheid is slechts een indicator, maar op zichzelf niet doorslaggevend om te bepalen of iets bestanddeel is van woning.).
Kies een antwoord.
Vraag 2/3
Een huurder betwist de kostenpost ‘glasverzekering’ op de servicekostenafrekening. Huurder betaalde daarvoor een bedrag van € 2,50 per maand.

Kan de huurder de kostenpost laten beoordelen door de Huurcommissie?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Ja, want de Huurcommissie beoordeelt geschillen over servicekosten. De huurder moet de procedure dan wel beginnen binnen twee jaar nadat de afrekening over het boekjaar verstrekt had moeten zijn.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
Neen, want het bedrag is te laag
Toelichting
Ingevolge art. 9 lid 4 Uhw is het verzoek niet-ontvankelijk als het voorwerp van geschil een bedrag van minder dan € 3,- per maand beloopt.

Dit geschil kan wel aan de rechter worden voorgelegd, maar om proceseconomische redenen (griffierecht, deurwaarderskosten, proceskosten) zal dat niet vaak gebeuren).
Kies een antwoord.
Vraag 3/3
Een huurder en een verhuurder hebben een contract gesloten dat ooit is ingegaan op de 15e van de maand. De huurbetaling geschiedt altijd bij vooruitbetaling voor de eerste dag van de volgende maand. De huurder zegt bij aangetekende brief van 5 februari 2024 de huur op per 15 maart 2024.

Is de huurovereenkomst geëindigd en zo ja, wanneer?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
De huurovereenkomst is geëindigd per 1 april 2024.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
De huurovereenkomst is geëindigd per 15 maart 2024.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
c
De huurovereenkomst eindigt niet, want de huur moet worden opgezegd tegen de betaaldag. De opzegging is niet geschied tegen de betaaldag en is dus ongeldig.
Toelichting
Het wettelijke uitgangspunt is als volgt. Art. 7:271 lid 6 BW: een opzegging die in strijd is met de voorgeschreven termijn, geldt alsof was aangezegd tegen de voorgeschreven dag. De voorgeschreven dag is de eerste van de maand, nu dat de overeengekomen ‘betaaldag’ is.

De opzegtermijn bedraagt één maand (art. 7:271 lid 5 sub a BW). De eerstvolgende betaaldag na 5 februari 2024 met een volle maand opzegtermijn is 1 april 2024. Partijen kunnen natuurlijk wel, ook impliciet, met wederzijds goedvinden besluiten dat de huur eindigt per 15 maart 2024 (art. 7:271 lid 8 BW).

In de praktijk gebeurt dit veelvuldig: de verhuurder mag de opzegging per 5 februari 2024 (impliciet) accepteren. Meestal zal de overeenkomst dus eindigen per 15 maart 2024.
Kies een antwoord.