Quiz 5 oktober 2023

Uitslag
Vraag 1/3
Piet is 22 jaar en woonde samen met zijn moeder in een huurwoning. Zijn moeder stond als huurder op het contract, dat zij sloot met de verhuurder vlak voordat Piet geboren werd. Zijn moeder is op 22 augustus 2023 komen te overlijden.

De verhuurder geeft Piet te kennen dat hij het gehuurde moet verlaten, maar dat de verhuurder in goed overleg wil komen tot bepaling van een einddatum. Wanneer eindigt de huur juridisch?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Op 23 augustus 2023 (de dag na het overlijden van de huurder).
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
De huur eindigt juridisch niet, want Piet erft het huurrecht van zijn moeder.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
c
Op 31 oktober 2023 (twee volle maanden na het overlijden van de huurder).
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
d
Op 22 oktober 2023 (precies twee maanden na het overlijden van de huurder).
Toelichting
Op 31 oktober 2023 (twee volle maanden na het overlijden van de huurder). Art. 7:268 lid 6 BW bepaalt dat de huur eindigt tegen het eind van de tweede maand na het overlijden van de huurder.

Dit einde is ‘van rechtswege’: er is geen opzegging of aanzegging nodig. Er zijn twee uitzonderingen: (1) de huur wordt door de achterblijvende inwoner voortgezet, indien die inwoner ook medehuurder was (bijv. echtgenoot of geregistreerd partner; art. 7:268 lid 1, eerste volzin, BW) en (2) de huur wordt voor zes maanden na het overlijden voortgezet, indien de achterblijvende inwoner een ‘duurzame gemeenschappelijke huishouding’ met de overleden huurder heeft gehad (art. 7:268 lid 2 BW).

Bij jongvolwassen kinderen, zoals de 22-jarige Piet, is daarvan (in beginsel) geen sprake, omdat kinderen worden geacht ‘uit te vliegen’. Wil de achterblijvende inwoner ook na die zes maanden voortzetten, dan zal hij daartoe overeenstemming moeten bereiken met de verhuurder of binnen die zes maanden een vordering moeten instellen bij de rechter.
Kies een antwoord.
Vraag 2/3
Een drietal woningen van Woningcorporatie Fijn Wonen staan op de lijst om te worden gesloopt. Fijn Wonen wil deze woningen tot aan de sloop verhuren op basis van de Leegstandwet. Onlangs heeft Fijn Wonen van het college van B&W een Leegstandwet-vergunning verkregen voor het verhuren van deze woningen op grond van de Leegstandwet. Wat is de minimale verhuurperiode?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Één maand
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
Drie maanden
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
c
Zes maanden
Toelichting
De huurovereenkomst moet voor tenminste zes maanden worden aangegaan, tenzij het gaat om een voor verkoop bestemde huurwoning. Voor deze laatste categorie geldt een minimale duur van slechts drie maanden (art. 16 lid 4 Leegstandwet).

De vraag ging uit van een woning op nominatie voor sloop, waardoor die uitzondering niet van toepassing is.
Kies een antwoord.
Vraag 3/3
Verhuurder Prettig Wonen ontvangt een huuropzegging van Alexander. Tot groot ongenoegen van Prettig Wonen blijkt bij de oplevering van de (zelfstandige) woning dat deze geheel is onderverhuurd aan Wilhelmina. Prettig Wonen wil aan deze (bij contract) verboden onderverhuur zo snel mogelijk beëindigen. Hoe lang heeft Prettig Wonen om aan deze situatie een einde te maken?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Drie maanden
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
Zes maanden
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
c
Er geldt geen vaste termijn; Prettig Wonen moet binnen een redelijke termijn optreden
Toelichting
Uit artikel 7:269 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat de Prettig Wonen de onderhuurovereenkomst met Wilhelmina moet voortzetten. Zij kan echter wel binnen zes maanden nadat de hoofdhuur tussen haar en Alexander is geëindigd bij de rechter vorderen dat de onderhuur met Wilhelmina eindigt.

De verhuurder kan daartoe vier gronden aanvoeren: onvoldoende financiële waarborg, kennelijke strekking om de onderhuurder positie van huurder te verschaffen, omstandigheden van redelijkheid en billijkheid of het niet door de huurder overleggen van een huisvestingsvergunning.

Met name in het geval van woningcorporaties slaagt een beroep op de omstandigheden van redelijkheid en billijkheid, omdat anders door (verboden) onderhuur wachtlijsten voor sociale woonruimte kunnen worden omzeild.
Kies een antwoord.