Quiz 30 april 2020
Uitslag
Vraag 1/3
De huurder van een sociale huurwoning is het niet eens met de servicekostenafrekening. Hij stuurt een bezwaar aan zijn verhuurder, maar die wijst het bezwaar af. Welk antwoord is (in beginsel) juist?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
Toelichting
De huurder kan kiezen. In de rechtspraak is meermaals bepaald dat de vaststelling van de betalingsverplichting niet exclusief is voorbehouden aan de Huurcommissie (de juridische basis is voor de betalingsverplichting is immers contractueel). Wel is het zo dat de procedure bij de kantonrechter duurder is (dagvaarding, griffierechten) en dat in die procedure geen rapport van onderzoek wordt gemaakt. Veelal zal daarom in de praktijk voor de Huurcommissie-procedure worden gekozen.
Kies een antwoord.
Vraag 2/3
De huurder van een sociale huurwoning stelt dat hij een te hoge huurprijs betaalt, gelet op de woningwaardering. Hij wil de huurprijs laten toetsen. Welk antwoord is juist?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
Toelichting
De huurder moet kiezen voor de Huurcommissie. De wet bepaalt namelijk dwingendrechtelijk dat de vaststelling van de huurprijs in eerste aanleg door de Huurcommissie plaatsvindt. De rechter is niet in eerste instantie bevoegd (maar wel na uitspraak van de Huurcommissie).
Kies een antwoord.
Vraag 3/3
De huurder van een sociale huurwoning stelt dat er (ernstige) gebreken zijn aan het gehuurde en wil huurprijsvermindering. Welk antwoord is juist?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
Toelichting
De huurder kan kiezen. Dat is met zoveel woorden bepaald in artikel 7:257 lid 2 BW. Wel is het juridisch kader net iets anders, ook al ontloopt het elkaar in de praktijk niet veel. Bij de kantonrechter kan de huurder huurprijsvermindering vorderen bij “substantiële schending” van het huurgenot (art. 7:207 BW en de toelichting daarbij). Bij de Huurcommissie is er enkel grond voor huurprijsvermindering bij “(zeer) ernstige gebreken” die op de A- of B-lijst staan, of bij “overige ernstige gebreken” (die niet op de A- of B-lijst staan) én “ernstig het woongenot schaden” (art. 6 lid 1 Besluit huurprijzen woonruimte).
Kies een antwoord.