Quiz 1 december 2020

Uitslag
Vraag 1/3
Wanneer is een partij ‘verhuurder’ volgens het Burgerlijk Wetboek?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Als een zaak in gebruik wordt verstrekt aan een ander, ongeacht of die ander een tegenprestatie moet voldoen.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
Als een zaak in gebruik wordt verstrekt aan een ander, terwijl die ander een tegenprestatie moet voldoen.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
c
Als er een schriftelijk huurcontract is gesloten.
Toelichting
In artikel 7:201 lid 1 BW staat de definitie van een huurovereenkomst: “Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie.”

Er geldt dus geen schriftelijkheidsvereiste; daarom valt antwoord A af. In de praktijk is een schriftelijk contract natuurlijk wel voordelig, omdat het discussie en bewijsperikelen voorkomt over de gemaakte afspraken.

Antwoord C valt af, omdat de huurder een tegenprestatie moet voldoen, in de praktijk meestal: op tijd de huur betalen (maar ook het verrichten van arbeid is een tegenprestatie). Hoeft de ander geen tegenprestatie te voldoen, maar krijgt hij het gebruik gratis, dan is sprake van een bruikleenovereenkomst (waarbij geen wettelijke huurbescherming geldt).
Kies een antwoord.
Vraag 2/3
Wanneer is een partij ‘verhuurder’ volgens de Overlegwet?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Een eigenaar met minimaal 10 voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
Een eigenaar met minimaal 25 voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
c
Een eigenaar met minimaal 25 voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland of wanneer de verhuurder een ‘toegelaten instelling’ is of degene die door die eigenaar gevolmachtigd is namens hem op te treden.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
d
Een eigenaar met minimaal 50 voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland of wanneer de verhuurder een ‘toegelaten instelling’ is of degene die door die eigenaar gevolmachtigd is namens hem op te treden.
Toelichting
Artikel 1 lid 1 sub d van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Overlegwet) geeft de volgende definitie van verhuurder: “een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Woningwet, dan wel een eigenaar van ten minste 25 voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland, of degene die door die eigenaar gevolmachtigd is namens hem op te treden”.

Een toegelaten instelling wordt in de praktijk ook wel woningcorporatie genoemd.
Kies een antwoord.
Vraag 3/3
Wanneer moet een verhuurder (in beginsel) verhuurderheffing betalen?
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
a
Wanneer de verhuurder bij aanvang van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van meer dan 10 huurwoningen.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
b
Wanneer de verhuurder bij aanvang van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van meer dan 25 huurwoningen.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
c
Wanneer de verhuurder bij aanvang van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van meer dan 50 huurwoningen.
Uw antwoord was goed!
Uw antwoord was fout.
Het juiste antwoord was:
d
Er is geen minimum: een verhuurder moet de belasting betalen indien hij bij aanvang van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van huurwoningen, ongeacht hoe veel.
Toelichting
Artikel 1.4 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II bepaalt van wie de verhuurderheffing wordt geheven: “Belastingplichtig voor de verhuurderheffing is de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de groep die bij aanvang van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van meer dan vijftig huurwoningen.”

Nota bene: “huurwoning” is in dit geval een zelfstandige woning die onder de liberalisatiegrens is verhuurd als woonruimte (art. 1.2 sub e).
Kies een antwoord.